maandag 7 juli 2008

Bijlage bij "Karin" (07-07-2008)

Sessie 799, 28 maart 1977

Welnu: goedenavond.
Een dissertatie over de aard van de mens, ter lering.

Je beseft wel dat een tijger die zijn natuur volgt, niet slecht is. Als je naar je eigen ras kijkt, ben je vaak minder vriendelijk, minder meedogend, heb je minder begrip. Het is gemakkelijk je eigen soort te veroordelen.

Misschien is het moeilijk te begrijpen, maar jullie ras bedoelt het goed. Je weet dat de tijger in een bepaald milieu leeft en reageert naar zijn aard. Dat doet de mens ook. Zelfs zijn gruweldaden worden bedreven in een verwrongen poging om te bereiken wat hij een goed doel noemt. Hij faalt vaak in het bereiken van dat doel en hij begrijpt zelfs niet dat juist zijn methoden het te bereiken hem dat beletten.


Hij is inderdaad echter even gezegend als de dieren en zijn mislukkingen zijn het gevolg van zijn gemis aan begrip. Hij wordt direct geconfronteerd met een veel ingewikkeldere bewuste wereld dan de andere dieren omdat hij vooral werkt met symbolen en ideeën, die dan naar buiten in de werkelijkheid geprojecteerd worden met een veel ingewikkeldere bewuste wereld dan de andere dieren omdat hij vooral werkt met symbolen en ideeën, die dan naar buiten in de werkelijkheid geprojecteerd worden waar ze moeten worden uitgeprobeerd. Als ze in jullie context mentaal getest konden worden, zou er geen behoefte zijn aan het lichamelijke menselijke bestaan.

Hier zijn veel te veel ingewikkelde kwesties aan verbonden, zodat ik het het best eenvoudig kan zeggen. Het is net alsof de mens zegt: “Nou wat vind je van dit idee? Wat kunnen we er mee doen? Wat gaat er gebeuren als we het in lichamelijke vorm naar buiten gooien, de realiteit in? Hoe ver kunnen we gaan met elk van de grote sociale, wetenschappelijke of religieuze ideeën die zo speciale spruiten zijn van de menselijke geest?”

Wanneer zulke kwesties allemaal mentaal op een niet-materiële tekentafel konden worden uitgewerkt, dan zou, nogmaals, de grote uitdaging van het lichamelijke bestaan noch noodzakelijk, noch zinvol zijn. Hoe ver kan men, bijvoorbeeld, met het nationalisme gaan? Tot welke grens kan men de wereld behandelen alsof ze buiten de mens ligt, als een voorwerp? Wak kan de mens leren door zijn lichaam te behandelen als een machine? Of als zinsbegoocheling? Alsof het door een blinde instinct wordt gedreven? Alsof het bezeten wordt door een ziel?

Dit zijn tot op zekere hoogte allemaal unieke en creatieve overwegingen die, als ze van dieren zouden komen, alleen al beschouwd zouden worden als zeer merkwaardige en verstandige intellectuele prestaties. De dieren moet in verband staan met de aarde en de mens doet dat ook. Evenals het dier moet spelen, paren, zijn prooi najagen of zijn bessen eten binnen de aardse context van zon, aarde, bomen sneeuw, hagel en wind, zo moet de mens op een andere wijze zijn ideeën najagen door ze te kleden in de essentiële werkelijkheden van de aarde door ze te beschouwen als gebeurtenissen.

Wanneer hij destructief is, doet de mens dat niet om alleen maar iets te verwoesten, maar met de wens iets te bereiken dat hij als een speciaal doel ziet dat in zijn ogen goed is, hij vergeet echter de juistheid van zijn methoden te onderzoeken. Een dier dat zijn prooi najaagt en doodt, dient het grotere doel van het bewaren van het evenwicht in de natuur, of het zich daar al of niet van bewust is – en nogmaals, de intentie van het dier is niet slecht. De mens consumeert ideeën. Daardoor draagt hij bij aan een ander soort evenwicht, waarvan hij zich gewoonlijk niet bewust is. Maar geen mens handelt echt vanuit de pure intentie om kwaad te doen of boosaardig te zijn. Onweer splijt de zomerlucht en brengt donder en bliksem mee. Aardbevingen kunnen het landschap verwoesten. Je kunt de aangerichte vernielingen diep betreuren, wel wetend dat noch de storm, noch de aardbeving slecht is. Ze hadden niet alleen geen kwade bedoelingen, maar de algehele toestand heeft het aardse evenwicht gecorrigeerd.

Dit vereist enig uniek begrip. Daar ben ik me van bewust – en toch kan men niet zeggen dat de door de mens veroorzaakte verwoestende oorlogsstormen uiteindelijk slechter zijn dan een aardbeving. Terwijl het werk van de mens beslist vaak verwoestend lijkt, moet je de bedoeling van de mens niet de schuld geven, noch moet je ooit de vergissing maken de mens te verwarren met zijn daden. Want veel goedbedoelde schilders produceren soms prulwerk dat voor hen des te teleurstellender en bedroevender is vanwege hun oorspronkelijk goede bedoeling. Dan wordt hun gemis aan kennis, techniek en methode heel duidelijk. Door je teveel te concentreren op de krantenwereld en de negatieve berichten over daden van de mens is het echt heel gemakkelijk om wat ik de fundamentele goede bedoeling van iedere man en vrouw noem uit het oog te verliezen.

Die bedoeling kan verward zijn, slecht uitgevoerd, zij kan verstrikt geraakt zijn in een conflict van overtuigingen of gewurgd door de bloedige handen van moorden en oorlogen – en toch verliest geen man of vrouw haar ooit. Dat vertegenwoordigt de hoop van het mensenras en zij is altijd als een helder licht in ieder lid van het ras blijven branden; en die goede intentie wordt van generatie op generatie doorgegeven. Die verlichting is veel machtiger dan elk haatgevoel of elke nationale wrok die ook doorgegeven kunnen worden.

Voor enige gemoedsrust is het noodzakelijk dat je gelooft in het bestaan van de aangeboren goede intentie van de mens. Daarin delen alle dieren. Ieder dier weet dat het andere dier onder bepaalde omstandigheden kan vechten, zich agressief kan gedragen of zijn nest zal verdedigen. Ieder dier weet dat het andere dier onder bepaalde omstandigheden kan vechten, zich agressief kan gedragen of zijn nest zal verdedigen. Ieder dier weet dat het in tijde van honger door een ander ieder gejaagd kan worden. Behalve in deze situaties, echter, zijn dieren niet bang voor elkaar. Zij weten dat ieder ander dier een goede bedoeling heeft.

Denk hetzelfde dan ook van je eigen ras.

Welnu: maak in je geest onderscheid tussen de mens en wat hij doet. Argumenteer tegen zijn daden zoveel je wilt, wanneer je in je kranten lest over dwalingen, stommiteiten, bedrog, verraad of oorlog. Verzamel bladen en hopen van dat soort materiaal als je dat leuk vindt – en ik spreek hier niet alleen tegen jou of tegen Ruburt, maar tegen iedereen die een glimp van waarheid, gemoedsrust of creativiteit hoopt te vinden.

Verzamel boeken over het falen van de mens. Persoonlijk weet ik niet waarom iemand de slechtste werken van een schilder zou verzamelen en er plezier in kan scheppen ze te verscheuren. De mens heeft enige prachtige dingen voortgebracht: het hoge niveau van de verbale communicatie, de talrijke variaties van emotionele wisselwerkingen en culturele uitwisselingen, de vaardigheid in het naar buiten brengen van ideeën en opvattingen, het bereik van de verbeelding – dit alles en nog veel meer is uniek in het universum.

Als je de mens identificeert met zijn slechtste handelingen is dat net zoiets als het expres opzoeken van de fouten en vergissingen die het werk van een goede schilder ontsieren om hem vervolgens te veroordelen. Als je dat doet, veroordeel je jezelf persoonlijk. Als een geleerde zegt dat het bewustzijn het resultaat is van toeval, of Darwin's theorieën zeggen dat de mens in wezen een triomfantelijk overlevende zoon is van moordenaars, hebben veel mensen daar bezwaar tegen. Als je echter zegt dat de mens een idioot is of dat hij de grond waarop hij loopt niet waard is, zeg je hetzelfde. Want je moet bezig zijn met deze werkelijkheid zoals jij haar kent, in die zin is het veroordelen van één mens het veroordelen van het ras en van de praktische omstandigheden van jullie wereld.

(...)